Gelovig? Ik. Ik ben zeer gelovig. Ik geloof in mezelf. Lisanne zegt: het idee hond zit in ons. Die dat twee keer zegt: het idee hond zit in ons.
Twee limonades graag. (wegkijken
De maan een haviksoog in het duistere heelal. Plaats van toeval. Ik had het papiertje, een kasticket als ik het goed heb, een kasticket met een dubbelgetrapte vouw, opgeraapt kunnen hebben. Wat ik niet deed. Wat ik best wel had kunnen doen, maar niet deed, en daar geen verklaring of uitleg aan toe te voegen heb. Kijken of iemand anders het opraapt.
Exotica gulpt uit het openstaande raam. Blote ruggen. Ergens op een of andere planeet, dichtbij, een tafel met lege glazen en een hand van de persoon, oh––your god, die gedurende het tijdsverloop van één seconde het glas aanraakt, optilt, breekt, vasthoudt, loslaat, het bolle glas van de wereld, de handtas met het spoorticket Vladivostok, een blote rug met het opschrift Istanbul, ringen die in het straatlicht duiken, ooo–– ! wat jammer. Ik dacht er nog aan. Tussen de boomtakken een maan die gelukkig maakt. Een holle massa die groen oplicht tussen de duistere ruggen van het erfgoed.
Auto. Oppassen. Auto. Het torso van Querelle. Indigo. En opeens is alles opgelost, ook de auto, iemand op een plank met broekzakken in elke hand, blaadjes ruilen in het tapijt van schaduwen, kletsdonker haar dat aan een blote schouder kleeft, het aanraakt, losse strengen van variabele lengte, universum herleid tot centimeter, een sigaret. Maan glijdt uit. Blote benen. Kloof. Het liedje. Stappen van gênant naar het raadplegen van. Om die ene, laatste aansteker te pakken te krijgen. Je huid kan niet volgen.